Nogal aanwezig
Je laat je toch niet dollen door mensen die bang voor je zijn?
Andre Meiresonne
15-03-2019

‘Je bent nogal aanwezig’ krijg ik regelmatig te horen. Terwijl de een bedoelt: ‘Fijn, precies wat we hier nodig hebben!’ zegt de ander met zoveel woorden: ‘Jou moeten we hier niet hebben!’ Laatst, naar uitleg gevraagd, hoorde ik: ‘Je hebt de neiging om het over te nemen. Je bent gewoon teveel voor kwetsbare mensen’. Terwijl anderen, met wie ik intieme gesprekken voerde over hun kwetsbare leven, me ongevraagd vertelden: ‘Je stelt onbescheiden vragen. Je durft kritisch te zijn. Dat is niet onprettig, integendeel.’ 

Maak daar maar chocola van. Intussen trakteerde het leven me op wat levenslessen. Als ik niet aanwezig ben word ik ziek. Wanneer ik leef naar andermans verwachtingen krijg ik een burn out, een bore out of hoe het nu weer mag heten. Want: wanneer ik mij terughoud castreer ik mezelf. Dan durf ik niet meer mijn gang te gaan, ben ik bang om me te uiten. En uiteindelijk word ik gewoon depressief – omdat ik niet meer leef.

Inmiddels weet ik: beter ben je aanwezig – om te beginnen aanwezig bij jezelf. Zodat je tegen jezelf kunt zeggen: Ik ben er voor je. Misschien niet toevallig de meest geruststellende woorden in de Bijbel: ‘Ik zal er zijn’ (God, tegen Mozes); en: ‘Ik ben met jullie’ (Jezus, tegen zijn discipelen). Dan kun je er ook zijn voor een ander. En dat aanwezig zijn, bij jezelf, bij de ander, in de wereld, ervaar ik als een heilige plicht – aan degene die ik, daar diep van binnen, in wezen ben.

'Je onbelangrijk voordoen, bewijst de wereld geen dienst. Er is niets verlichts aan je klein maken, opdat andere mensen zich bij jou niet onzeker zullen voelen,’ zoals de Joods-Amerikaanse New Age-goeroe Marianne Williamson schreef (woorden die beroemd werden nadat ze op internet aan Nelson Mandela waren toegeschreven, zo werkt dat). Kort gezegd: je bent niet verantwoordelijk voor andermans onzekerheid. 

Mocht er een hemel zijn, dan is het slechtste excuus aan de poort: ‘Ehh, of ik daar beneden heb gedaan wat ik kon? Nee, dan was ik teveel!’ Als ik God was zou ik homerisch lachen: ‘Je hebt je laten dollen door mensen die bang voor je zijn!? Heb ik je daarom in al mijn goddelijke genade voorzien van zoveel aanwezigheid?!’