Pasen, je overgeven aan het leven
Lijden en opstanding bij Joseph Beuys
Andre Meiresonne
03-04-2018

Een beeld kan binnen komen. Ik had dat in de kelder van Schloss Moyland, in Kleef, net over de grens bij Nijmegen. Daar bevindt zich de grootste verzameling werken van Joseph Beuys. Bijeengebracht door twee Duitse broers, Hans en Franz-Joseph van der Grinten, boerenzonen uit Kranenburg, leeftijdgenoten van de kunstenaar. De jonge Joseph kwam op hun boerderij langs met een koffer vol tekeningen en zei: ‘Kies maar’. Voor twintig mark kochten ze hun eerste ‘Beuys’.

In die kasteelkelder hangen twee eikenhouten kruisen. Niet groot, zo’n zestig centimeter hoog. Eenvoudig – en intens. Het gebaar dat ze maken is subtiel – en krachtig. Het linkerbeeld lijkt in z’n geheel naar beneden te neigen, maar het is eigenlijk alleen het hoofd van Christus dat buigt. De lijdende uitdrukking lijkt het hele lijf te doortrekken. Er is geen kruis zichtbaar, je denkt het erbij door de vorm die het lichaam heeft aangenomen. Je ziet spijkers en je weet waar die voor zijn: om vast te nagelen. En zo wordt het lichaam van Christus zelf een kruis.

Datzelfde kruis zie je in het andere beeld. Als je ze in gedachten op elkaar legt verschillen ze nauwelijks. Maar dat andere hoofd is geheven, net als –heel licht– de armen. De doornenkroon is veranderd in een stralenkrans. De uitdrukking van dit beeld is volkomen anders. Het straalt blijdschap en leven uit. Je ziet Christus, opgewekt uit de dood. Het beeld is opgewekt. En het is opwekkend. Want je ziet de stap van lijden naar opstanding, je kunt het wonder aanschouwen. En dat komt binnen. Het wakkert een diep menselijk verlangen aan: om zelf op te staan.

Een vriendin, die op Facebook een foto van dit opstandingsbeeld zag, vertelde: ‘De tranen sprongen in mijn ogen, ik kreeg een brok in mijn keel. Alsof er een deur openging van binnen. Een gevoel van absolute overgave.’ Je overgeven aan het leven, dat is Pasen.

Joseph Beuys maakte deze eikenhouten sculpturen (foto) in 1948/49, als student aan de kunstacademie in Düsseldorf, als semesterproject bij beeldhouwer Ewald Mataré. Beuys was toen tweede helft twintig.

Tien jaar later, in 1958, pakte hij het idee van dit ‘symbool van opstanding’ weer op bij zijn eerste grote opdracht, een oorlogsmonument in de voormalige Pfarrkirche St-Mauritius, in Meerbusch bij Düsseldorf. Het werd een monumentaal symbool van verlossing, drie meter hoog.

Het symbool van het kruis gebruikte Beuys vaker in zijn jonge jaren. Begin jaren vijftig maakte Beuys een grafsteen voor het familiegraf van Fritz Niehaus, ook in Meerbusch. Het is een plaat met daarop een eenvoudig kruis, ook met licht omhoog gerichte armen. Beuys had tijdens zijn studietijd, in 1948, enige tijd bij de familie Niehaus gewoond.

Beuys maakte in 1961 een bronzen afgietsel (foto) van de achterzijde van de twee eikenhouten kruisen voor een grafmonument voor de familie Van der Grinten op de begraafplaats in Kranenburg. Beuys woonde na zijn studie aan de kunstacademie zes weken op de boerderij van de familie Van der Grinten. Mede omdat zijn verloofde hun verhouding beëindigd had worstelde hij na zijn studietijd met een zware depressie. Werkend op die boerderij in de Niederrhein kwam hij die depressie weer te boven.