Het licht schijnt in de duisternis
Naar de Bloedlanden en weer terug [Video & Longread]
Andre Meiresonne
06-02-2019

In de Goede Week van 2017 reed ik met een van mijn kinderen in een rechte lijn naar het oosten. Heen en weer naar de Bloedlanden, steeds verder de geschiedenis in. We waren op beladen plekken. Dresden, Auschwitz, Krakau, Lviv. Een tiendaagse tocht, die een eigentijdse kruisweg bleek te zijn. 

Klik hier voor Het licht schijnt in de duisternis, een video-impressie (ruim 3 minuten).

Hieronder lees je de longread (ca. 12 minuten).

Dresden | Duitsland

In Dresden heeft iedereen zijn eigen waarheid. Je kunt er kiezen tussen angst en hoop, licht en donker. Het is maandagavond, de Lijdensweek is net begonnen en een evangelische Pfarrer vertelt op de wekelijkse – en stomtoevallig honderdste – demonstratie van Pegida over Jezus. Die sprak de waarheid en daarom werd hij gekruisigd. En nu mag je de waarheid niet spreken – over de bedreiging die immigranten en de islam vormen. Geen woord over de liefde die Jezus bracht, of de hoop die Jezus door zijn dood en opstanding aan mensen gaf. Deze dominee is bang dat moslims hem van zijn cultuur en vrijheid zullen beroven. ‘Diese Leute sind zornig,’ zegt een man in de lift van het hotel. 

De volgende ochtend. Een andere dominee, Christfried Weihrauch (echt!), Pfarrer van de Evangelisch-Lutherse Annenkirche, is blij met het nieuwe altaarstuk van zijn kerk. Sinds de oorlog was het boven het altaar leeg. Het kerkbestuur durfde aan een moderne kunstenaar opdracht te geven voor een nieuw altaarstuk. Het kunstwerk is gemaakt door de Nederlandse Marlene Dumas – een immigrant uit Zuid Afrika. Ze wilde geen gage, ze maakt het voor de kostprijs. Jezus is bij haar een zwarte man, zwevend boven zijn kruis – niet blank, niet vastgenageld, maar vrij. Haar Piëta is niet een bedroefde moeder met een overleden kind, maar een man die een vrouw draagt. Het kruis blijkt een venster op een blauwe lucht. En terwijl de boot met vluchtelingen dreigt te zinken, wijst de steven omhoog – naar de eeuwige kosmos en een hoopvolle regenboog. Het is een boodschap van hoop en liefde.

Zeg het maar, wat is waar? Misschien beter, in wat voor een wereld wil je leven? Wat laat je je door leiden? Angst, of vertrouwen? De dominee geeft ons de uitnodigingskaart voor de inwijdingsdienst, een week eerder. Die opent met de laatste woorden uit het evangelie van Mattheus, waarin Jezus tegen zijn leerlingen zegt: ‘En houd dit voor ogen: ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.’ Misschien wel de meest geruststellende, meest hoopvolle woorden in de Bijbel.

Zestig jaar lang bleef de Frauenkirche in Dresden een puinhoop. Na het helse bombardement stortte de koepel op de kerk. Wonderlijk genoeg bleef het altaar overeind. Het verbeeldt Witte Donderdag. Jezus bidt in de Hof van Gethsemane, zijn leerlingen slapen, Judas is in aantocht met de soldaten. En het kruis is nog leeg. 

De kerk is herbouwd, met geld uit de hele wereld. De koepel boven je oogt licht en hemels. Beneden, middenin de donkere crypte, staat een doopvont – van Anish Kapoor, een Brit met Joodse en Indiase wortels. Het is een massief blok zwart marmer.  Als een bloemkelk buigt het naar binnen. Alsof alle kwaad van de wereld – en daar weten ze hier alles van – of alle leed erin samenstroomt en verdwijnt in een peilloos diep gat. 

Auschwitz-Birkenau | Polen

Birkenau lijkt een popfestival na de apocalyps. Lege terreinen, verlaten barakken. Opgeblazen gaskamers en verbrandingsovens. Hier zijn in een paar jaar een tot anderhalf miljoen mensen vermoord. Omdat ze Jood waren. Omdat andere mensen bedacht hadden dat zij niet mochten leven. Als hun ras moest was vernietigd zou alles goed komen. Hitler en de zijnen hadden genoeg mensen ervan overtuigd. 

Er spreekt zoveel toewijding uit deze industriële vernietiging. Alles zo goed doordacht, zo nauwkeurig uitgevoerd. Perfide perfectie. Het stap voor stap ontmenselijken. Mensen alles ontnemen wat hen tot mens maakt. Bezittingen, kleren, schoenen, sieraden, brillen, haren. Hun namen. En dan een nummer op hun arm tatoeëren. Ook bij kinderen en baby’s – die gebruikt werden voor medische experimenten. Het waren dingen geworden, en daar kun je alles mee doen. En vreemd genoeg, zoals elke ideologie, het begon ooit met idealen over een betere wereld.

‘Arbeit macht frei’. Het staat er echt. Iemand heeft dat bedacht. Hoe cynisch kun je  zijn?Mensen sprongen uit de naar poep en pies stinkende, afgeladen veewagons, en dat voelde – even – als een bevrijding. Op het perron werden families gescheiden. Blaffende SS’ers met hun blaffende honden. Wanhopige mensen. Huilend, schreeuwend. Naar de gaskamer, maar dat wist je niet – om te ‘douchen'. Vrouwen en kinderen eerst. En bejaarden natuurlijk. Want daar heb je niks aan. 

Gezonde mannen moesten nog een paar maanden werken. Tot ze er dood bij neervielen, of ook vergast werden. Of, als ze sterk waren, geselecteerd werden voor het Sonderkommando. Dan moesten ze de vergaste lijken de gaskamers uitslepen en verbranden in de ovens, duizenden per dag. ‘Schnell, schnell!’ Om een paar maanden later geëxecuteerd te worden. En wie muzikaal was mocht opgewekte marsmuziek spelen in het orkestje bij de appèlplaats, zodat alles soepel verliep. Kijk een keer naar Son of Saul, dichterbij komt het niet. 

Vreemd om nu een groep mensen over dat perron te zien lopen, om met z’n allen in een volle bus naar Birkenau te zitten, om bij de toegangspoort door de Poolse gidsen  gescheiden te worden – om het bezoek efficiënter te laten verlopen. 

In een ruimte waar foto’s van vermoorde mensen hangen – mensen met families en gezinnen, komt het dichtbij, daar krijg ik het te kwaad. Mensen die tot nummers waren gereduceerd zijn ineens als ik, als iedereen. Mensen die een leven hadden – tot iemand bedacht dat dat niet meer mocht. 

In een van de gebouwen in Auschwitz heb ik een wonderlijke ervaring. Ik probeer me in te leven in wat daar gebeurd is. In de eerste ruimte word je zogenaamd verhoord. In de volgende krijg je het vonnis te horen, dat al vaststaat. In een derde ruimte moet je je uitkleden en de binnenplaats op stappen. Ik stel me voor dat ik in mijn blootje de kou instap. Mijn blik trekt omhoog, naar een venster boven de deur. Dat begint op te lichten. Ik voel mezelf van binnen licht worden. Er komt een wonderlijke rust over me. Het maakt me niet meer uit wat er gebeurt. Dat ik geëxecuteerd word. Ik ben al weg. Ik ga naar het licht. Ik ben licht. Ik hoop dat het me in het echt ook zou gebeuren, mocht ik ooit in zoiets belanden. Ik weet het niet. Veel mensen raakten in een gruwelijke paniek, of een doffe berusting.

Hoe meer ik erover te weten kom, hoe minder ik me erbij kan voorstellen. Wat hier gebeurd is gaat mijn verbeeldingskracht te boven. Misschien maar gelukkig ook. Maar beter weet je dat mensen hier blijkbaar toe in staat zijn. Om dit te bedenken en uit te voeren. Heel toegewijd, en vol geloof dat ze het goede doen. Maar ook vol ongehoorde wreedheid en regelrechte mensenhaat. En in zo’n hel komt het slechtste maar evengoed het beste in mensen boven. Wreedheid en goedheid, zelfzucht en opoffering. Lees Victor Frankl, Etty Hillesum

Lviv | Oekraïne

Oekraïne, ik begrijp er niet veel van. Zijn we nou nog in Europa of is dit al Rusland? Vijf uur wachten bij de grens. Want het is Witte Donderdag en de Oekraïners willen voor Pasen thuis zijn. En dat feest begint hier op Goede Vrijdag. Niemand kan iets vertellen, en Engels spreken ze niet. Briefjes, stempels, volgende loket, verkeerde loket, terug naar weer een ander loket. Raampjes waarvoor je diep moet bukken, maar het is niet de bedoeling dat je naar binnen kijkt. En dan rijden we ineens, op een onverlichte weg vol gaten – slalommend en ingehaald door grote oude Audi’s die de weg kennen.

Een processie is het eerste wat we ’s morgens in Lviv zien. En dat zal de hele dag zo blijven. Overal in de stad staan rijen mensen, jong en oud, voor de orthodoxe kerken. Ze knielen voor de altaren en kussen een afbeelding van de gekruisigde Jezus. Diep geloof. Wat een overgave. Maar ook, wat een onderdanigheid.  

We wonen twee nachten naast de Armeense kathedraal. Anders dan de orthodoxe kerken. Bescheiden en ingetogen, van buiten en van binnen. Geen uitdrukking van macht. Het voelt er menselijk en gelijkwaardig. Wonderlijk, want ik heb geen idee van de taal of de rituelen, van wat deze mensen zeggen of doen. Het voelt ontspannen. Maar waar leid ik dat uit af? Waarom voel ik me hier thuis? Na afloop van de dienst zegt een jonge vrouw: het maakt niet uit of je het kunt verstaan of niet, God is toch wel aanwezig.

In deze Armeense wijk woonden ooit de hippies van Lviv. Het koffiehuis hangt het vol met oude foto’s van langharigen. Ze ogen vrij en onafhankelijk – in de Sovjettijd. Het koffiehuis is een oase van rust, van beschaving en subtiliteit. In wonderlijk contrast met het communistische verleden dat overal in de stad nog aanwezig is, met de orthodoxe kerken en haar vaak wat gebogen gelovigen en met de nieuwe rijken in hun grote zwarte wagens. 

Lviv oogt als een typisch Midden-Europese stad. Je herkent de plattegrond. Restanten van stadsmuren, een plein met een raadhuis in het midden, her en der kerken en kapellen. Een bouwstijl die Habsburgs aandoet. Maar ook ineens die Armeense kerk, alsof je op de Kaukasus bent. En een Italiaanse palazzo. Sovjet buitenwijken. En 21e eeuwse nieuwbouw die overal in Oost-Europa kon staan. Het komt allemaal heel bekend voor. Maar op de meeste plekken voel ik me niet thuis.

De indrukwekkendste plek van Lviv is een lege ruimte. De plaats waar tot het begin van de Tweede Wereldoorlog de eeuwenoude Gouden Roos Synagoge stond. Vernietigd door de Nazi’s, gevolgd door moordpartijen. Geholpen door nationalistische Oekraïners, die de Joden beschouwden als bolsjewieken, betrokken bij de Holodomor – de terreur van Stalin in de jaren dertig, een georganiseerde hongersnood – die miljoenen Oekraïense plattelanders het leven had gekost. De plek waar de synagoge stond is sinds kort een gedenkplaats. Hier komt geen hotel. Confronterend, zo’n blijvend gat. 

Lviv begon in de 13e eeuw als Leopolis. Galiciërs, Litouwers, Hongaren, Oostenrijkers, Russen, Polen, Sovjets, Nazi’s en weer Sovjets zijn er de baas geweest. De stad heette Lemberg, Lwow en Lvov. Toen de oorlog begon bestond de stad voor de helft uit Polen en voor een derde uit Joden. De Nazi’s hebben de Joden afgevoerd en vermoord, de Sovjets hebben na de oorlog de Polen gedwongen om te verhuizen naar voormalige Duitse steden in het nieuwe westen van Polen. De lege stad werd herbevolkt met Oekraïners en Russen – die er dus pas twee, drie generaties wonen. Sinds 1991 is de Oekraïne zelfstandig en de stad heet nu Lviv.  

Wonderlijk land, Midden Europa. Steeds weer andere machthebbers en overheersers. Strijdtoneel van de grootmachten. Iedereen lijkt er te zijn langs geweest en overheen gegaan. Dit zijn wat de Amerikaans historicus Timothy Snyder noemt de Bloedlanden. Hier zijn in de Tweede Wereldoorlog de meeste doden gevallen. Miljoenen. Niet alleen Joden, ook Russen, Polen, Oekraïners, Wit-Russen, iedereen die betrokken raakte bij de botsing van Hitler en Stalin, tussen de Nazi’s en de Sovjets. En niet alleen in vernietigingskampen, aanvankelijk waren het vooral pogroms en massa-executies. Wie was je vriend, wie kon je vertrouwen, waar kon je van op aan? Toen we de EU-grens weer overstaken voelde ik een grote opluchting. Niet in de gaten hoe gespannen ik me in Oekraïne gevoeld had. 

Krakau | Polen

Krakau, Krakov. Ooit een Habsburgse stad, dat kun je zien. Het doet nog het meeste denken aan Praag, en dat is ook niet ver weg. Het is Stille Zaterdag. Overal mensen op straat. De een op weg naar de markt, om te eten en te drinken. De ander naar de kerk, om te vasten en te waken. Vrouwen met mandjes vol hardgekookte eieren – voor het ontbijt, na de nachtmis.  

We belanden bij de Dominicanen. De sfeer in de kerk is opgewonden. Overal mensen, vooral jonge mensen. Ze zitten op trappen en balustrades. Door de betegelde kloostergangen komen klanken aangezweefd. Twee jongens en twee meisjes staan in te zingen. Hun stemmen klinken tot in de kerk. Jonge monniken bewegen snel en licht door de gangen, druk bezig met voorbereidingen. In de refter verzamelen zich de jonge leden van het koor en orkest. De stemming is feestelijk. Over alle kruisen waar Jezus aan hangt zijn doeken gedaan, of Jezus is eraf gehaald. Piëta’s zijn even niet te vinden.

Een uur later is de kerk afgeladen vol. Iedereen krijgt een kaarsje. Terwijl mensen nog naar binnen snellen maken jonge monniken buiten een vuur. Binnen in de kerk is het nu donker. Een flakkerende kaars wordt binnen gedragen. Vanaf die vlam steken mensen in een steeds wijdere kring elkaars kaarsjes aan. Langzaam licht de kerk op. Het wordt licht, stamel ik, met tranen in mijn ogen. Dan volgen uren van staan, zitten en knielen, van luisteren, bidden en zingen. 

Dan, als de kaarsen weer doven, gaat ineens al het licht aan, davert het orgel en gooien jonge monniken kleren in de lucht en maken kabaal met koperen schellen. De wake duurt vier uur, aansluitend  is er midden in de nacht de paasmis. De volgende ochtend, als het licht wordt, luiden de klokken. Mensen lopen zingend om de kerk. De hele paasdag door zijn er mensen, jong en oud, gezinnen met kleine kinderen in de kerken, om de opstanding uit de dood van Jezus Christus te vieren. Pasen leeft in Polen.

We blijken te overnachten in de ooit Joodse wijk. Stomtoevallig terechtgekomen. Nog meer toevallig belanden in de paasnacht in een groot licht restaurant op het plein waar allerlei Joodse gelegenheden zijn. Die middag hadden we nog gedacht: dit plein is een toeristenfuik. Maar de plek waar we nu belanden probeert niet Joods-van-voor-de-oorlog te zijn. Het is voluit Joods-van-nu. Het is Israelisch. Ze willen graag dat je je in de zonnige straten van Tel Aviv waant. Dat kost geen moeite. Het is er licht en gemakkelijk. Met eten uit het Midden-Oosten. Tagine, mezze, tahin, humus en nog veel meer. Ze heten HAMSA. Hamsa is het ‘Het komt goed’-symbool uit het Midden Oosten, de hand van Fatima, bekend in het Jodendom en de Islam. Op de T-shirts van de mensen in de bediening staat: Make Humus, Not War

Eerste Paasdag, en bovenop de citadel van Krakau, de Wawel, spreken we een jonge Poolse monnik, Lucas. Hij is Franciscaner monnik, 31 jaar. Ingetreden omdat na hij na een technische studie zin zocht in zijn leven. Die vindt hij nu door zijn leven te wijden aan het helpen van de armen. Door mensen te dienen dient hij God. En misschien ook jezelf, vraag ik hem. Nee, hij dient niet zichzelf, louter God. En dan geeft hij ons in het Pools de Franciscaner zegen. Via Google zoekt hij het voor ons op in het Engels: The Lord bless you and keep you. May He show His face to you and have mercy. May He turn His countenance to you and give you peace. The Lord bless you!  

Het is de zegen die ook in Nederland, en ook van de protestantse kansels klinkt, en die ik al sinds mijn jeugd hoor: ‘De Here zegene u en behoede u; de Here doe zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig; de Here verheffe zijn aangezicht over u en geve u vrede.’ Het is het gebed dat God aan Mozes leert in de woestijn, Numeri 6:24-26. Met een opgewekt ‘Hallelujah!’ gaat Lucas weer verder, naar de volgende Paasdienst.

Naar huis

Tweede Paasdag spreek ik een student achter de balie van ons hotel in Krakau. Hij vraagt naar het waarom van onze reis. Ik vertel dat ik wil begrijpen wat hier gebeurd is, in Polen, in Oekraïne. Zoveel doden, en waarom? Misschien volgden de mensen orders op, zegt hij. Deden ze wat hen opgedragen werd. Maar er is toch zoiets als persoonlijke verantwoordelijkheid, zeg ik. Je kunt er zelf toch iets van vinden? Daar stokt ons gesprek. En ik begrijp ook wel dat er altijd dreiging was, dat je je niet zomaar kunt onttrekken aan wat er gaande is. 

We rijden door naar Wroclaw, vroeger Breslau. Lang een Duitse stad geweest, en zo oogt het nog steeds. Misschien heeft Berlijn er ooit zo uitgezien. In 1945 wilden de Nazi’s de strijd niet opgeven en bleven zich verzetten tegen de oprukkende (en moordende en verkrachtende) Russen. Driekwart van de stad lag uiteindelijk in puin. De Duitsers werden door de Sovjets naar het Westen gejaagd. Ze herbevolkten de stad onder andere met Polen uit Lviv. De stad werd deels nauwkeurig gerestaureerd en deels bebouwd met Oostblok-Plattenbau

Thuis 

Weer thuis is het Jom Hasjoa, de jaarlijkse herdenking van de Holocaust. Ik leg de rabbijn van de Liberale Joodse gemeente mijn gesprek met de Poolse student voor. We moeten alles steeds durven bediscussiëren, zegt ze. De Waarom?!-vraag stellen. Paul van Vliet sprak daar over zijn Haagse oorlogsherinneringen. Hoe hij gevormd èn misvormd is door de oorlog. Dat kinderen de gegeven omstandigheden accepteren en ernaar gaan handelen. Zou dat het kunnen dat het niet alleen voor kinderen geldt maar voor mensen in het algemeen? Dat je als mens gewoon mee doet, zonder er al te lang over na te denken? Omdat iedereen het doet, of dat het nu eenmaal zo gaat? 

Ik vraag me af wat ik zou doen als mij het mes op de keel wordt gezet. Als mijn kinderen en familie worden bedreigd. Als mijn niet meewerken tot gevolg heeft dat anderen, vrienden en geliefden, sterven. Ik weet niet hoe sterk, of flink, of principieel ik zou zijn, als het er op aan komt. Ik durf het niet te zeggen. Na deze reis weet ik alleen maar beter wat ik al wist – dat ik het niet weet. Dat hoe het leven in elkaar zit mijn voorstellingsvermogen te boven gaat. 

Hoop

Aan het begin van de reis zagen we in Dresden een documentaire met Duitse zeventigers, tachtigers. Ze herinnerden ze zich hoe ze op de puinhopen van de stad hadden gespeeld en gelukkig waren geweest. Dat ze daarna met elkaar de stad weer hadden opgebouwd. Tot op de dag van vandaag.

Die menselijke veerkracht, daar houd ik me maar aan vast. Zoals in het altaarstuk van Marlene Dumas. Een hoopvolle toekomst, vol ruimte en licht. Bevrijding van het lijden – met een Jezus, die vrij van het kruis, zwevend in de ruimte zegt: ‘En weet, ik ben bij je, altijd – tot aan het einde van de tijd.’ De laatste woorden in het evangelie van Mattheus. 

Deze longread is het verslag van een reis die ik in maart 2017 met een van mijn kinderen maakte. Op de maandag na Palmzondag reden we naar Dresden. De volgende twee dagen waren we in Auschwitz. In Lviv, Oekraïne kwamen we aan op de avond van Witte Donderdag en waren daar op Goede Vrijdag. Stille Zaterdag reden we terug naar Polen, Krakau en verbleven daar tot en met Eerste Paasdag. Tweede Paasag reden we via Breslau weer naar huis.